In kantoorgebouwen wordt steeds vaker gebruik gemaakt van (eenpersoons) belcellen. In deze belcellen kunnen medewerkers zich afsluiten van omgevingsgeluid en in rust een (video-)belactiviteit uitvoeren.
Regelmatig is er discussie ontstaan over de vraag of er aanvullende voorzieningen m.b.t. de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie in deze cellen benodigd zijn. De centrale vraag hierbij is of deze belcellen apart moeten worden voorzien van bewaking en ontruimingsalarmering indien het gebouw is voorzien van een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie.
Op basis hiervan is er op 3 juni jl. door het CCV het interpretatiebesluit ‘2024-02 Bewaking en detectie eenpersoons belcellen’ gepubliceerd. Een interpretatiebesluit geeft een interpretatie bij een normbepaling, voorschrift of regel, bijvoorbeeld als deze niet duidelijk is of als het nodig is voor praktische toepassing van de norm.
Vanuit het nieuwe interpretatiebesluit is het bij een gebouw(-deel) dat is voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke of volledige bewaking niet verplicht de belcellen te voorzien van detectie indien:
- de belcel een oppervlakte heeft van ≤ 2 m²; en
- de belcel niet in de enkelvoudige vluchtroute van een doodlopend einde staat (e.e.a. conform artikel 3.115 lid 3 en 4.208 lid 3 Bbl)
Indien het gebouw(-deel) is voorzien van een ontruimingsalarminstallatie met luid alarm (type A of B) is het niet benodigd de belcel te voorzien van een signaalgever indien:
- de belcel een oppervlakte heeft van ≤ 2 m²; en
- het gemeten geluidsdrukniveau van het ‘slow-whoop’ toonsignaal in de belcel ten minste 60 dB(A) bedraagt (N.B. Bij een type A ontruimingsalarminstallatie hoeft geen rekening te worden gehouden met de vereiste spraakverstaanbaarheid in de belcel.)
Naast akoestische signaalgevers kan in de belcel ook worden gekozen voor optische signaalgevers (flitslichten). Als wordt gekozen voor de toepassing van flitslichten vervallen de eisen voor de akoestische signalering in de belcel.