De situatie aangaande onderhoud aan een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie verandert met ingang van de aankomende Omgevingswet. Dit heeft u mogelijk al gehoord of gelezen. Momenteel is de onderhoudsnorm NEN 2654 (deel 1 en 2) wettelijk aangestuurd (aanvullend op de zorgplicht). Dit is vanuit het komende Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL; een uitvoeringsbesluit vanuit de Omgevingswet) niet meer het geval. In dit BBL is enkel benoemd dat het onderhoud van een vereiste brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie adequaat uitgevoerd moet worden. Maar wat wordt bedoeld met adequaat onderhoud? En op welke wijze verhoudt zich dit ten opzichte van de huidige situatie? Wij leggen het graag uit in onderstaande kennispublicatie.
Zorgplicht
In het Bouwbesluit 2012 is een zorgplicht opgenomen aangaande alle wettelijk vereiste installaties in een gebouw. Deze zorgplicht betreft artikel 1.16 Bouwbesluit 2012, deze is van toepassing op alle bij of krachtens de wet aanwezig installaties die vereist worden in hoofdstuk 6 van dit Bouwbesluit. Ook inzake installaties die conform het gelijkwaardigheidsartikel in het gebouw aanwezig zijn is deze zorgplicht van toepassing.
Vanuit deze zorgplicht wordt gesteld dat een dergelijke installatie te allen tijde moet functioneren overeenkomstig de op de installatie van toepassing zijnde voorschriften, zoals benoemd in het Bouwbesluit. Ook moet de installatie adequaat worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd. In het algemeen zal het voldoende zijn wanneer de in de handleiding of productspecificaties opgenomen instructies van de fabrikant, leverancier of installateur worden gevolgd. Ook moet het gebruik zodanig zijn dat er geen gevaar voor gezondheid of veiligheid is. Hiervoor geldt eveneens dat rekening moet worden gehouden met handleidingen en dergelijke. Aanvullend op deze algemene zorgplicht zijn in het Bouwbesluit verdere voorschriften gegeven inzake onderhoud, controle en beheer van meerdere installaties.
Dit geldt met name voor de brandmeldinstallatie waar in artikel 6.20 lid 7 en lid 8 wordt gesproken dat beheer en onderhoud volgens de NEN 2654 deel 1 gedaan moet worden. Voor de ontruimingsalarminstallatie wordt in artikel 6.23 lid 3 en 5 verwezen naar de NEN 2654 deel 2. Gesteld kan worden dat indien volgens de NEN 2654 deel 1 en 2 het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd men direct voldoet aan de zorgplicht die genoemd staat in artikel 1.16.
Artikel 5.4 uit de Regeling Bouwbesluit geeft aan dat waar in artikel 6.20, lid 7 en lid 8, van het Bouwbesluit wordt verwezen naar NEN 2654 deel 1 (uitgave 2018) de onderdelen 5 en 6 van die norm zijn bedoeld. Dit betekent dat alleen de hoofdstukken 5 en 6 uit de NEN 2654 deel 1 (uitgave 2018) van toepassing zijn. Het onderhoud, beheer en de controle van de brandmeldinstallatie moet ten minste voldoen aan deze hoofdstukken. Door hieraan te voldoen aan kan tevens gesproken worden over adequaat onderhoud.
Met betrekking tot de ontruimingsalarminstallatie staat in artikel 5.5 van de benoemde Regeling dat waar in artikel 6.23, lid 3 en lid 5, van het Bouwbesluit wordt verwezen naar NEN 2654 deel 2 (uitgave 2018) de onderdelen 5, 6 en 7 van die norm worden bedoeld. Dus voor de ontruimingsalarminstallatie geldt dan ook alleen de hoofdstukken 5, 6 en 7 uit de NEN 2654 deel 2 (uitgave 2018) invulling geven aangaande adequaat beheer en onderhoud.
Overigens moet opgemerkt worden dat het functioneren (inclusief beheer, onderhoud en controle) van niet in hoofdstuk 6 genoemde installaties valt onder de zorgplicht vanuit de Woningwet (artikel 1a). Een voorbeeld van een dergelijke installatie is een ventilatiesysteem (inclusief de in de ventilatiekanalen aangebrachte brandkleppen).
Toekomstige situatie aangaande het onderhoud
In de toekomstige BBL (vigerend vanaf 1 januari 2022) komt de zorgplicht voor alle aanwezige installaties in een gebouw ook terug. Het BBL bevat meerdere zorgplichten, de zorgplicht aangaande controle, beheer en onderhoud van installaties is verwoord in artikel 2.6.
In dit artikel (art. 2.6) wordt gesteld dat een aanwezige installatie te allen tijde moet functioneren overeenkomstig de op de installatie van toepassing zijnde voorschriften, zoals aangegeven in dit besluit. Voorts moet de installatie adequaat worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd. Het is aan de eigenaar/gebruiker daar invulling aan te geven. Het bevoegd gezag kan bij handhaving beoordelen of daaraan op juiste wijze gevolg is gegeven.
Deze zorgplicht vanuit het BBL stelt dat in het algemeen het voldoende zal zijn wanneer de in de handleiding of productspecificaties opgenomen instructies van de fabrikant, leverancier en installateur worden gevolgd. Ook moet het gebruik zodanig zijn dat er geen gevaar voor gezondheid of veiligheid is. Hiervoor geldt eveneens dat rekening moet worden gehouden met handleidingen en dergelijke.
Voor bepaalde bouwwerkinstallaties zijn aanvullende voorschriften gegeven aangaande onderhoud, controle en beheer (afdeling 6.5 BBL). In deze afdeling zijn specifieke eisen gesteld aan het beheer, de controle en het onderhoud van brandveiligheidsinstallaties, airconditioningsystemen en kleine en middelgrote stooktoestellen voor ruimteverwarming.
In artikel 6.32 lid 2 BBL wordt gesteld dat een brandmeldinstallatie, die volgens de wet is voorgeschreven, op een adequate wijze moet worden onderhouden, gecontroleerd en beheerd. Voor de ontruimingsalarminstallatie wordt in artikel 6.33 lid 2 BBL dit op dezelfde wijze beschreven.
In de nota van toelichting op bovenstaande artikelen (artikel 6.32 en 6.33 BBL) kan het volgende worden teruggevonden voor wat wordt verstaan onder adequate wijze van onderhoud, controle en beheer uitvoeren. In het algemeen zal sprake zijn van een adequate wijze van beheer, controle en onderhoud als dit wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de leverancier van de brandmeldinstallatie. Voor een beschrijving van beheer, de controle en het onderhoud, kan volgens de nota van toelichting NEN 2654 deel 1 en deel 2 worden geraadpleegd.
In tegenstelling tot het Bouwbesluit 2012 maakt het BBL geen rechtstreekse verwijzing naar de NEN 2564 deel 1 en deel 2. Dit betekent dat men het beheer, controle en onderhoud ook op een andere wijze mag uitvoeren mits dit maar adequaat is. Dit geeft gebouweigenaren en gebruikers meer vrijheid om dit op een juiste wijze in te vullen.
Visie van Brafon op adequaat onderhoud
Voor kleine en middelgrote gebouwen is het raadzaam om dezelfde normen en hoofdstukken aan te houden, zoals deze op dit moment van wettelijk van toepassing zijn verklaard. Op deze wijze is het eenvoudig aan te tonen dat op een adequate wijze beheer, controle en onderhoud wordt uitgevoerd.
In de visie van Brafon kan het ook zo zijn dat bij minder risicovolle gebouwen de frequentie van de beheerderstaken verminderd kan worden. Denk hierbij aan gebouwen waar het risico en de gebruikers dit toelaten bijvoorbeeld kleine schoolgebouwen of kantoorgebouwen met alleen niet-automatische bewaking. In dat geval kan overwogen worden om de beheerderstaken te beperken tot alleen de 4 en 8 maandelijkse beheerderstaken en één beheerderstaak na twaalf maanden (controle van o.a. sturingen), zoals deze omschreven staat in de NEN 2654 deel 1 en deel 2.
Zeker bij zeer complexe en zeer grote objecten kan naar meer maatwerk worden gezocht. Hierbij moet dan bepaald worden wat verstaan wordt onder adequaat onderhoud zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid. Afhankelijk van de toegepaste techniek, condities in de ruimten en gerelateerd aan de risico’s van de verschillende groepen die aanwezig zijn, kan de omvang en frequentie van het beheer, controle en onderhoud worden bepaald (bijvoorbeeld voor gezondheidszorgfuncties met bedgebied). Belangrijk in deze situatie is om alle afwegingen en factoren vast te leggen in een onderhoudsplan of onderhoudsdocument en dit te bespreken met de belanghebbenden. Het gevolg hiervan kan zijn dat dit eventueel een verzwaring of een verlichting ten opzichte van de huidige regelgerichte situatie kan opleveren.
Wanneer bovenstaande op een juiste wijze is vastgelegd en de belanghebbenden zijn het eens met de voorgestelde werkwijze, kan bij een calamiteit worden aangetoond dat op een juiste wijze adequaat beheer, controle en onderhoud is uitgevoerd.
Brafon zal daarom in eerste instantie bij kleine en middelgrote gebouwen aanraden om gebruik te maken van de NEN 2654 deel 1 en deel 2, zodat op deze wijze voldaan wordt aan wet- en regelgeving. Voor minder risicovolle gebouwen kan het onderhoud ten opzichte van de norm worden gereduceerd, voor complexe gebouwen is een mogelijke verzwaring benodigd. De reductie of verzwaring moet gebaseerd worden op een uitgewerkte risicoanalyse. Aanvullend verdient het de aanbeveling om 1e lijns brandveiligheidsinspecties te combineren met dit onderhoud, een brandmeld- en de ontruimingsalarminstallatie is “slechts” een onderdeel van de brandveiligheid binnen een bouwwerk.
Laat u adviseren
Wilt u meer informatie over het adequaat onderhoud van brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties? Brafon Brandveiligheidsmanagement kan u altijd helpen. Neem contact met ons op en wij zorgen voor een gedegen advies. Wilt u bijvoorbeeld de beheerderstaken laten uitvoeren, dan kunnen wij hier een aanbieding op maat voor u maken. Wilt u echter meer leren over de aankomende wetswijziging met het naderende BBL, dan verwijzen wij u graag naar onze specifieke opleiding van Bouwbesluit naar BBL.